Home |
Preken |
Contact: Jan C. Bos E jancbos@kpnmail.nl |
|||
|
|||||
Zondag 22 december 2024 Hij werpt onze zonden in de diepte van de zee Micha 7, 1-7; 18-20 Lucas 1, 39-56 Verbondskerk Vijjfhuizen Zal Hij ook onze zonden werpen in de diepten van de zee? We lazen het wel vanmorgen in de profetie van Micha en het klinkt als brood voor ons angstige hart en balsem voor onze gepijnigde ziel. Al onze halve maatregelen en hele leugens, onze vieze vraatzucht, ons geschipper en gescharrel, worden ze geworpen in de diepte van de zee? Worden ze dat samen met de rook en de smog, het plastic en de stikstof? Zal Hij ook onze zonden werpen in de diepte van de zee? De laatste woorden van Micha zijn prachtig en klinken vertrouwd. Ik herinner me nog hoe ik ze in de eredienst van mijn jeugd regelmatig hoorde als de dominee vanaf de kansel de genadeverkondiging uitsprak in de plechtige taal van onze traditionele vertaling. Hij zal Zich wederom over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertreden. Ja, Hij zal al onze zonden werpen in de diepten der zee. Maar nu vandaag blijft er iets haken en kriebelen. Hoe gaat het met de zee en hoe zit het met de zonden van ons? De klimaattop in Bakoe is mislukt. . Het lukt maar niet om onze belastende en vervuilende leefstijl te keren. Het lukt maar niet de arme, verdrinkende eilanden recht te doen. Dat stribbelt tegen in conferentiezalen. Dat vaart en vliegt of er niets aan de hand is. Het lukt maar niet om samen te werken en een keer te brengen in de verspilling en de uitbuiting van Gods goede schepping. Ondertussen zwerven Gods armste kinderen wanhopig rond en stoten hun hoofd tegen onze hoge muren. Zal Hij onze zonden werpen in de diepten van de zee? Zal Hij dat? Voor de corrupte machthebbers in Jeruzalem in de dagen van profeet Micha was dat geen vraag. Dat hield zich stevig vast aan Gods beloften van oudsher. Zal God zijn genade vergeten? Zal Hij zijn volk laten vallen en zijn verbond met Abraham teniet doen? Nee, die machthebbers gingen er zonder meer van uit dat ze uiteindelijk weg zouden komen met hun oneerlijke praktijken. Nooit zal de HEER zijn volk laten vallen. De Eeuwige verliest zijn geduld niet en blijft ons trouw. Dat sentiment speelt tot op vandaag in het huidige Jeruzalem dat denkt zich alles te kunnen veroorloven. Dat speelt tot op vandaag in de paleizen van de machthebbers overal ter wereld die denken dat ze weg kunnen komen met hun onrecht. Maar de profeet gaat daar hoofdstukken lang heftig tegenin. Jeruzalem, je kunt niet blijven knoeien. Je kunt niet blijven uitbuiten. Je kunt niet het recht opzij zetten en de armen koeioneren. Je denkt dat je je dat allemaal kunt permitteren omdat je de macht hebt. Maar ooit breekt die macht je bij de handen af. De profeet richt zijn felle kritiek in eerste instantie op degenen die de macht hebben in het land en een zware schuld op zich laden door hun machtsmisbruik. Maar ik denk dat niemand van ons zich aan dat profetisch woord kan onttrekken. Bij de aanklachten tegen onrecht en uitbuiting kan ik niet anders dan denken aan ons onrecht en onze uitbuiting. We nemen te veel en geven te weinig. We zijn verslaafd aan groei en consumptie. Onze regering ziekt tegen vreemdelingen alsof ze niets beters te doen hebben. De aarde warmt op. De zee vervuilt. Dat gaat niet goed en breekt ons op. De zee is ziek. De oceaan gaat dood. Is er wel toekomst voor ons? Zal Hij onze zonden werpen in de diepten van de zee? Zal Hij dat? Is er hoop voor het volk? Die is er niet zolang het volk doet of zijn neus bloedt. Die is er niet als het doorgaat op de oude voet. Micha is daar tot op vandaag glashelder over. Hij heeft je gezegd, o mens, wat goed is en de Heer van je vraagt: Recht doen, trouw zijn. Nederig wandelen met je God. Er moet gebezemd en gekeerd. Het is niet anders. Er moet een einde aan komen aan het onrecht en het bedrog, de verspilling en de uitbuiting. Sterker nog: De profeet gelooft vast dat dit ook gebeuren zal. Hij noemt het in onze vertaling: De dag van Gods straf. In de oude Statenbijbel heet het: De dag van Gods bezoeking. Hij gelooft vast dat God zijn volk komt bezoeken om het kwaad te vergelden en het onrecht te keren in vrede en recht Maar ik, zegt hij, ik blijf uitzien naar de HEER, hopen op de God die mij zal redden. Het is een gebed in de Advent. Het is een gebed dat wij vandaag in onze benauwdheid om de toekomst van ons en onze kinderen kunnen bidden. Het is een gebed om omkeer op de 4e zondag van Advent. Kom tot ons, scheur de hemelen Heer. Dauw op de verschroeide aarde. Daal in ons verloren paradijs. Voer ons, voer ons terug in het vaderland. Zal Hij luisteren? Zal Hij onze zonden werpen in de diepten van de zee? Zal Hij dat? Laten we nog eens luisteren naar de profeet. Zijn laatste woorden zijn een gebed en een belijdenis ineen. Het is een gebed vanuit de diepte. Wie is een God als u, die schuld vergeeft en aan zonde voorbijgaat. U blijft niet woedend op wie er van uw volk nog over zijn. Dat laatste prachtige woord is niet tegen het oude Jeruzalem met zijn corrupte kliek gezegd. Het wordt gezegd tegen wat er van Jeruzalem over is na de onvermijdelijke ramp. Het wordt gezegd tegen wat de profeten in de traditionele bijbeltaal “de rest” noemen. Dat volkje is door diepe dalen gegaan. Dat volkje heeft van zijn fouten geleerd en verantwoordelijkheid genomen. En pas daarna heeft dat volkje gehoord dat de Eeuwige niet kwaad blijft maar toekomst opent. Hij werpt al onze zonden in de diepten van de zee. Wellicht dacht Micha daarbij aan het aloude verhaal dat de Eeuwige de wagens en ruiters van de Farao verzwolg in de zee. Mirjam zong daarvan en eeuwen daarna haar dochters Elisabeth en Maria. Die kwetsbare, zwangere vrouwen belichamen de hoop op een andere, een nieuwe tijd. De tirannie van geldzucht en moordlust, van ongebreidelde groei en groot graaien, de tirannie van alle goden van deze eeuw worden verslagen, zegt dat lied. De Eeuwige geeft zijn volkje een nieuwe toekomst. God komt zijn volk bezoeken. God komt zijn arme volk redden en de vrede leren. Hij is gekomen om heersers nederigheid en hebbers bescheidenheid te leren. God komt zijn volk bezoeken in het midden van de dood. Dat is wat wij komende week gaan vieren als wij de komst vieren van onze verlosser. Het is geen Evangelie voor wegkijkers en beterweters. Het is geen Evangelie voor winnaars die denken dat ze alles maken kunnen en bezitters die de hele wereld als hun privé-eigendom beschouwen. Het is een Evangelie voor mensen die lijden onder hun eigen mislukken en die hun kwetsbaarheid onder ogen zien. En die ootmoedig vieren dat onze Heer komt om ons zondige, kwetsbare leven te delen en te helen. Wij leven vandaag in een zinderende angstige tijd vol vluchtelingenstromen, etnische tegenstellingen en klimaatzorgen. Gods mooie schepping wordt bedreigd en wij mensen strijden ieder voor zich. Zomaar wordt je cynisch. Zomaar denk je: Het zal mijn tijd wel duren. Zomaar wordt je door angst overmand om wat je kinderen en kleinkinderen treffen zal. Zomaar baal je van je eigen zwakheid en onvermogen. Maar we leven niet alleen in een angstige tijd. We leven ook in de advent. We leven in de dagen van Maria en Elisabeth. Midden in onze nood en dood bezoekt God ons om ons op te richten en te keren naar het licht. Hij bezoekt ons als een kwetsbaar mensenkind en leert ons verantwoordelijkheid. Hij bezoekt ons om ons te verlossen van de mateloze macht en de grenzeloze groei. Hij bezoekt ons om te verlossen van ons cynisme en van onze wanhoop. Hij wijst ons een bevrijdende weg om te gaan als ooit Israël door de diepe zee heen. Het gaat door de woestijn, door het diepe dal en langs de hoge rots. Het geeft ons vandaag een weg om te gaan. Doe recht. Wees trouw. Wandel nederig met je God. Micha zei het ooit al. Midden in onze dood geeft Hij ons zijn Zoon die onze zonden draagt en onze voeten richt op de weg van de vrede. En zo werpt Hij al onze zonden in de diepte van de zee. Amen.
|
|||||