|
11 augustus 2019 Wanneer komt de Zoon des mensen? Lucas 12, 32-40 Verbondskerk, Vijfhuizen “Wees
gelijk aan mensen die wachten op hun heer”, zegt Jezus in het evangelie
vanmorgen, “wees als knechten die hun heer opwachten wanneer hij
terugkeert van een bruiloft, zodat ze direct voor hem opendoen wanneer
hij aanklopt”. Kunnen wij dat nog vandaag? Kunnen wij wachten en waken
of weten we niet meer wat we verwachten kunnen? In de tijd vlak na
kruis en opstanding, in die eerste eeuw van de christelijke gemeente
waarin de evangeliën zijn ontstaan, was de algemene overtuiging onder
de geloofsleerlingen dat de Heer spoedig zou weerkomen op de wolken.
Men leefde er uit, verlangde er naar, schreef er over. Wees alert, wees
waakzaam want zomaar, zomaar komt de dag van de Heer en waar ben je
dan, wat doe je dan? Die concrete, massieve wederkomstverwachting is
tot op vandaag ook onder christenen wel gebleven. Denk bijvoorbeeld
aan de Negro Spirituals, denk aan een bepaalde gereformeerde ethiek die
er niet aan moest denken dat de Here Jezus je dan in de bioscoop zou
aantreffen. Denk aan het moderne fundamentalisme van
amerikaans-evangelicale snit dat het boek Openbaring als spoorboekje
leest. Waakzaam zijn is alert zijn op de tekenen van het naderende
armageddon. Gaandeweg is de concrete verwachting van een spoedige
wederkomst bij veel gelovigen veranderd, verdiept, vergeestelijkt. De
meeste van ons kennen de traditionele bijbelse voorstellingen nog wel
dat de opgestane Heer komen zal op de wolken van de hemel maar weten
ook dat deze voorstellingen beelden zijn van wat onzegbaar is, beelden
van vrede voorgoed en God alles in allen. Maar ook dan is het nog
altijd in de toekomst geplaatst, ergens buiten onze gewone
geschiedenis. En zo zijn tientallen generaties gekomen en gegaan.
Gelovig, twijfelend, fanatiek of gelaten wachten op de Heer. Ze zijn
gestorven zonder dat apocalyptisch eindtoneel te hebben gezien. “Wees
als knechten die hun heer opwachten wanneer hij terugkeert van een
bruiloft, zodat ze direct voor hem opendoen wanneer hij aanklopt”, zei
Jezus tweeduizend jaar geleden. Geldt dat nog, eigenlijk?
Wanneer
komt de Zoon des mensen? Het klassieke antwoord is: Dat weet niemand
maar tot nu toe nog niet, nog niet. Maar dat is een half antwoord. Want
de werkelijkheid van Christus is geen toekomstmuziek maar doet hier en
nu intrede in jouw en mijn bestaan. Dat is al zo in de lezing van het
Woord. Dat is in de ontmoeting met de ander. Dat is in de loop van de
wereldgeschiedenis en in de geschiedenis van je eigen leven. Dat is in
de grote vreugde en in het diepe verdriet. Een woord kan jou
richting geven, een gebeuren tot nadenken stemmen, een ontmoeting een
andere kijk geven. Nu, nu, zijn er momenten dat je oog in oog staat. Nu
zijn er momenten dat de werkelijkheid van Christus jou genadig richt,
liefdevol terecht wijst, nieuwe wegen opent. Heb je er oog voor
of is jouw oog gesloten. Waak je of slaap je. Waakzaam zijn betekent
niet dat je je door toekomstverwachting uit het nú laat wegslepen, maar
juist dat je het nú heel intens beleeft, met antennes voor al het
wezenlijke. Zoals profetie niet in de eerste plaats toekomst voorspelt,
maar nú iets van je vraagt, zo is waken een staat van zijn waarin de
dingen tellen die zich nú bij je aandienen.
Maar zo gemakkelijk
raakt mijn oor verstopt en mijn oog verblind in een geordend bestaan.
Opstaan, werken, eten, slapen. Het bestaan is zeker. De verhoudingen
liggen vast. De meningen ook. Alles is toch al een uitgemaakte zaak.
Ze hoeven jou toch niets meer te vertellen. Je weet toch hoe het zit in
de kerk, in de politiek, in de samenleving, in de moraal, in de
familie. Daar wordt je toch door niets meer verrast. Dat gaat gewoon
door. Alweer een dag voorbij, alweer een week voorbij. Alweer een jaar
voorbij. Wat gaat het toch hard. Hoeveel jaar moet jij nog tot je
pensioen? Hoeveel jaar ben jij nu al getrouwd? Ga je weer naar
Spanje dit jaar? We hebben ons leven vastgelegd en onze oordelen
allang geveld. Ach, dat kan ook vaak niet anders. Dat moet wel, wil de
boel een beetje functioneren. Maar tegelijk maakt het ons lui. Het
maakt ons doof en blind voor wat wezenlijk is, het maakt ons gesloten
voor de presentie van de Eeuwige in ons bestaan. Ook zijn we bang om
dit lieve leven te verliezen . Daarom bekommeren we ons wel om carrière
met bijbehorend inkomen, verliezen we ons in consumptiedrift, sparen
we voor het Zwitserlevenparadijs. We moeten ons waar maken. We
moeten een naam maken. We moeten ons bewijzen. We moeten alles hebben.
We hebben geen tijd. We kunnen niet wachten. We kunnen niet waken.
De
oproep om waakzaam te zijn staat in een veelzeggend verband. Het
voorafgaande gedeelte is heel bekend. Wees niet bezorgd over uw leven,
uw hemelse vader weet wat ge nodig hebt. Verkoop daarom je
bezittingen. Maak je beurzen die niet oud worden en een schat in de
hemel die nooit opraakt. Die tekst is bevrijdend en radicaal tegelijk.
Ik denk dat die radicaliteit ook te maken heeft met de gespannen
verwachtingen in de allereerste gemeente. Uit Handelingen weten we ook
dat mensen communaal gingen samenleven. Dat doen we nu niet en ik denk
ook niet dat we over elk privé bezit schuldgevoel moeten hebben. De
kern is voor mij vandaag dat we ons vrij maken van bezit dat ons in
beslag neemt en in beslag houdt en dat ons blind maakt voor het
wezenlijke. Altijd al is dit gezien door de grote mystici en
wijsheidsleraren van alle godsdiensten. Maak je vrij voor het
wezenlijke. Maak je vrij om gewoon, eenvoudig, te zijn, te proeven, te
tasten, hier en nu, te kijken hier en nu, alert te zijn op wat gebeurt
hier en nu. Wie minder aandacht hoeft te hebben voor bezit en al wat
daar bij hoort aan driften en plannen en wedijverringen en
ellebogenwerk die kan meer aandacht hebben voor wat er wezenlijk is: De
Eeuwige die zijn zon laat opgaan over bozen en goeden en zijn
mensenkinderen met al hun lek en gebrek, hun vreugden en zorgen en
alle ongeziene en ongehoorde dingen die voor een waakzaam geworden oog
en oor zichtbaar en hoorbaar worden. Daarin komt Christus ons tegemoet.
Houdt je lamp brandend en je lendenen omgord. Wij kennen het
beeld uit de bekende gelijkenis over de vijf wijze en vijf dwaze
meisjes in het Matteuse-vangelie. Daarin ging het vooral om de olie. Ik
leg dat nu heel kort uit als een uitnodiging om je te laten voeden door
de omgang met de Eeuwige. Lucas legt een ander accent. Hij nodigt
ons uit waakzaam te zijn in de wereld. Wees niet zelfgenoegzaam,
vastgeroest, kortzichtig maar houd je ogen open voor alles wat in deze
wereld gebeurt. Wees er. Wees er bewust als een kind van God, als een
dienaar van zijn wil, een burger van zijn komende rijk. Leef, kijk,
doe wat moet en de Eeuwige van je vraagt. Niet anders dan recht te
doen en trouw te zijn en ootmoedig te wandelen met God.
De
oproep om waakzaam te zijn wordt voorafgegaan en gevolgd door een
belofte. Vooraf gaat de tekst dat uw Vader weet wat ge nodig hebt. Er
op volgt de tekst dat de Heer bij de waakzame dienaar aan tafel
bedient. Beide teksten nodigen uit tot een diepe ontspannenheid.
Je bent ingebed in een groter geheel, kind van de vader die weet wat je
nodig hebt, geliefde van de Heer die jou voedt met zijn zegen. In die
liefde mag je leven, wat er ook gebeurt. Het is jouw schat, jouw
parel van grote waarde die niemand jou ontnemen kan. Niemand,
niemand is onkwetsbaar. Ieder van ons kan grote vreugde ontvangen en
diep verdriet beleven. Het hoort bij het leven. Waakzaam zijn betekent
dat je je door de vreugde niet laat verblinden en door het verdriet
niet laat verbitteren. Blijf staan in de liefde van de Eeuwige en blijf
open voor de mensen en de dingen om je heen. De Geest van God
leert je telkens nieuwe dingen. Amen
|