Home


Preken


Jan BosContact:
Jan C. Bos
E jancbos@kpnmail.nl




Zondag 13 juli 2025  Wie is mijn naaste?
Lucas 10,25-37 Ontmoetingskerk Rijsenhout

Wie is mijn naaste?
Wie is mijn naaste als ik uitgeschud en uitgeput lig langs de kant van weg. Wie is mijn naaste als ik door potte pech ben uitgerangeerd. Geen levenskracht, nauwelijks geld, verstoken van een goed netwerk. Wie is mijn naaste? Wie?
Het is de bange vraag van de Oekraïense oorlogswees. Het is de schreeuw van kinderen in Gaza. Hun ouders zijn, op zoek naar eten, vermoord door Israëlisch vuur Wie is mijn naaste in deze oorlogshel? Wie?
Het is de wanhopige vraag van opgejaagde mensen zonder papieren. Altijd gesappeld. Altijd het minste werk gedaan wat anderen niet willen doen. Maar nu bedreigd, vervolgd, zonder pardon uitgezet. Wie is mijn naaste, wie?
Het is de sombere vraag van de eenzame ziel in zijn  nachtelijk bed. De liefsten voorbij, de kinderen bezet, de vrienden gaandeweg gestorven. Wie is mijn naaste. Wie?
Wie is mijn naaste als ik uitgeschud en uitgeput lig langs de kant van de weg? Wie?

Wie is mijn naaste? In het Evangelie van deze zondag wordt deze vraag aan Jezus gesteld door een wetgeleerde. Hij ligt niet uitgeschud en uitgeput langs de kant van de weg. Hij niet. Hij is geen oorlogswees. Hij is geen asielzoeker. Hij is geen illegaal zonder papieren. Hij hoeft niet bang te zijn dat er morgen geen eten is als de moeders in Gaza. Hij hoeft ook niet bang te zijn dat hij wordt uitgezet omdat hij de juiste papieren net niet heeft.  Hij niet.
Maar  hij heeft er wel weet van, denk ik zomaar. Hij is zich bewust van het mateloze lijden, de schrijnende tegenstellingen, de gebrokenheid van deze wereld. Hoe moet je daar toch mee omgaan? Hoe hou je je geweten zuiver? Hoe hou je je handen schoon? Waar sta je als het er op aankomt. Hoe sta je voor het Aangezicht van de Eeuwige?
Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?  Wat moet ik doen om recht voor God te staan. Wat moet ik doen in deze barre tijd vol vijandschap en oorlogsdreiging.
Volgens de evangelist Lucas stelt de wetgeleerde de vraag om Jezus op de proef te stellen.  Dat is vaak nogal negatief opgevat maar dat hoeft niet het geval te zijn.
En in elk geval is de vraag vanaf de dagen van onze Heer tot op vandaag buitengewoon urgent.
Wie is mijn naaste? Ik kan niet de hele wereld op mijn nek nemen. Wie wel, wie niet, wie wel?

Het is vandaag bijvoorbeeld een uiterst politieke vraag in alle vragen rondom asiel. Wie heeft recht op verblijf? De populisten weigeren daar überhaupt over na te denken. Daar is niemand een naaste en iedereen een profiteur die ons eigen land schade doet. Anderen zijn gelukkig veel genuanceerder. Maar ook bij hen en, denk ik, bij ons allemaal, leeft de vraag. Wie wel? Wie niet? Hoe hou ik politiek draagvlak? Wat is eerlijk? Wat is rechtvaardig? Wie is mijn naaste?
Er werd en wordt wel eens gedacht dat de Joden in Jezus dagen het simpel hielden. Alleen je volksgenoot was je naaste. Eigen volk eerst, altijd. Er werd en wordt nog wel eens gedacht dat Jezus helemaal aan de andere kant stond. Iedereen altijd. Ook dat is te simpel. Ook voor onze Heer was dat eigen joodse volk kostbaar. Ik ben gekomen voor de verloren schapen van het volk Israël, heeft hij wel eens gezegd. Maar zowel de rabbijnen als Jezus wisten dat er meer is dan de etnische grens.
Ook de rabbijnen zeiden al dat de mens die barmhartig is, een naaste is.  En dat wie geen barmhartigheid betracht, geen naaste is.
En juist dat laatste element, het element van de barmhartigheid zit ook in het verhaal dat Jezus vertelt. Wie is de naaste? De mens die barmhartig is.
Wie is mijn naaste. Het is een hele terechte vraag vanaf de dagen der schepping waarin de mens geroepen werd een zuster en broeder te zijn, tot op vandaag nu de nood hoog is.  Het is een vraag waar ze in de politiek, als het goed is, mee worstelen, wikken, wegen en zoeken naar een goede weg. Het is een vraag in de ethiek. Het is een vraag voor jou en mij. Leidend daarbij is niet eigen volk eerst. Leidend is gerechtigheid en barmhartigheid. Wat pijnlijk is het dat de barmhartigheid totaal ontbreekt in een slordig behandeld PVV amendement dat hulp aan illegalen strafbaar maakt. 

Een barmhartig mens voelt in zijn buik dat de vraag  naar een  naaste gesteld kan worden uit de grond van een hart in nood, lichamelijk en geestelijk.
De vraag “wie is mijn naaste?” is allereerst de vraag van die man langs de kant, halfdood en in diepe nood. Wie is mijn naaste? Wie helpt mij. En voordat wij in goedbedoelde ijver ons al over de ander heen buigen, neerbuigen vaak ook, moeten we eerst iets anders doen, namelijk ons vereenzelvigen met die mens in nood. Jij ligt aan de kant van de weg en jij. Jij bent in doodsnood. Jij weet je geen raad meer. Wie is je naaste?
Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? Wat moet ik doen om niet dood te gaan in leegte en gemis. Wat moet ik doen om het verlangen naar wat echt is en puur te verwezenlijken?
Wie is mijn naaste? Wie helpt mij echt te leven? Dat is een hele goede vraag omdat hij veel dieper reikt dan de vraag naar wie wel en wie niet. Het is de vraag naar de diepe kern die jouw leven draagt en drijft. Het is een vraag die leeft in de harten van heel veel mensen binnen en buiten de kerk. Wat is de kern, de zin van mijn bestaan. Zoeken naar wat echt is, puur, God
 De Eeuwige zelf is jouw naaste en de mens in wie Gods liefde tot jou komt, die is jouw naaste. De naaste is niet de man op de weg. Jij bent de man op de weg en de naaste, dat is Ander  die zich over jou heen buigt en jouw wonden verbindt . In de omgang met God leer je jezelf kennen.
 En deze God bedient zich van mensen. Mijn vader, moeder, broeder, zuster die mij op weg helpen en houden, ze zijn mij zo naast en ze zijn mij zo lief. En het gaan op die weg, dat is het eeuwige leven. De weg van alle geboden is eeuwig leven. Kies het leven, zegt Deuteronomium vanmorgen. Kies het leven. Is er een andere keus? Is er een betere keus? God buigt zich over jou heen, de Eeuwige kiest voor jou en jou. En jouw naasten houden jou op de weg. Wie is mijn naaste, wie is mijn moeder, zuster, broeder? Dat zijn zij die de wil van de Eeuwige doen.
 
Naast de man in nood en de Samaritaan zijn er ook de rovers in het verhaal van Jezus. De rovers pakken jou het leven af. De rovers kom je tegen als je afdaalt van Jeruzalem naar Jericho. Wiebelend op weg, dwalend in het donker. De rovers grijpen je en pakken alles af wat voor jou van waarde is. Dat geldt gruwelijk letterlijk in oorlogsgebied. De rovers kunnen ook geestelijke rovers zijn die jou sarren en kwellen, die jou aanvechten en in verwarring brengen. Dat aast op de sociale media op jouw koopkracht. Dat verleidt met gladde praatjes tot wegkijken van de grote problemen die ons allemaal aangaan. Dat belooft gouden bergen maar berooft ons van onze kostbare democratie.​​​​
De rovers verleiden met macht en kracht, glans en genot en beroven je van je gezondheid en je geluk. De rovers zijn er. Wie is jouw barmhartige Samaritaan. Wie geeft jou waarachtig liefde.
De barmhartige Samaritaan is het beeld van Christus. Hij is jouw naaste. Wie nog meer?
Is de priester mijn naaste? Hij zou dat toch moeten zijn? Is de Leviet mijn naaste? Hij zou dat toch moeten zijn? Zij staan toch in de geloofsgemeenschap van God en mensen?
Dat zit ook in het verhaal. Dat is de kritische en uitdagende kant. Naast de vraag wie is mijn naaste? klinkt voor ons die vandaag in de kerk zitten ook de vraag "Ben ik een naaste". Ben ik een naaste voor de slachtoffers van de rovers. Ben ik een naaste voor een mensenkind dat verdriet heeft, pijn lijdt, diep in nood verkeert?

De diepe zin van onze gelovige traditie is dat die ons leert wie wij mensen zijn. Je bent een mens die wordt geliefd en begenadigd. Je bent gewond en wordt geheeld.
En juist vanuit het besef dat jij een naaste hebt die jouw wonden heelt, juist vanuit het weten van eigen nood en dood, kun je ook een naaste zijn, mensenkind door God geroepen en begenadigd om echt te leven.
De Eeuwige trekt ons uit het gesloten, doodse bestaan. Onze naasten helpen ons, dat gesloten doodse leven open te breken. En jij leeft samen met hen Niet omdat het moet maar omdat je het uit liefde voor je naaste wilt.