Home


Preken


Jan BosContact:
Jan C. Bos
Wagnerkade 59,
2102 CT Heemstede
T  023 5332455
E jancbos@antenna.nl




Zondag 2 augustus 2020 Kan God een tafel dekken in de woestijn?
Psalm 78 en Mat 14, 13-21 Oosterkerk Haarlem

Kan God een tafel dekken in de woestijn?
Wat denken jullie? Kan hij dat? Kan hij een tafel dekken in de woestijn. Kan hij een bed spreiden in een wereldwijde pandemie? Kan hij dat? Kan hij onderdak bieden aan weeskinderen in Griekse vluchtelingenkampen? Kan hij Europese volken die allereerst en allermeest aan hun eigenbelang denken, verenigen om een tafel van eendracht en samenwerking. Kan hij dat? Kan Hij een tafel dekken in de woestijn?
Moderne gelovigen als u en ik weten het antwoord al op deze vraag. Dat moeten wij niet aan God vragen. Dat moeten wij zelf doen. Maar als dat het antwoord is, waarom klinkt dan toch steeds opnieuw die vraag. Kan God een tafel dekken in de woestijn?
Toen Jezus de grote menigte zag, lezen we vanmorgen in het Evangelie, voelde hij medelijden met hen. In de mij nog vertrouwde Bijbelvertaling staat: Hij was over hen met ontferming bewogen.
In de bijbelse grondtekst staat hier een heel lijfelijk woord. Zijn buik wordt beroerd. In onze taal zeggen we dan: Zijn hart breekt.
Zijn hart breekt als hij de mensen ziet. Voortgejaagd en afgemat zijn ze. Zwak, ziek en misselijk zijn ze. Snakkend naar adem in een ic-bed, snakkend naar lucht onder een politie-knie, snakkend naar vrijheid onder de dictatuur van Herodes en diens opvolgers tot in onze dagen. Kan God al die mensen een schuilplaats bieden in de wildernis? Kan Hij dat? Kan Hij een tafel dekken in de woestijn?

Van de psalmdichter mogen wij die vraag niet stellen. Of liever gezegd: Hij schaamt zich. Hij schaamt zich over de koppigheid van zijn voorouders, schaamt zich over het kortzichtige eigenbelang, dat telkens weer de kop op steekt. Ik eerst, ik eerst. Dat was een uitweg geboden uit benauwdheid, dat had water gedronken uit de rots, dat had de goedheid van de HEER geproefd en toch weer alle dagen bang voor eigen hachje. Kan God een tafel dekken in de woestijn?
Van de psalmdichter mogen wij die vraag niet stellen maar de leerlingen van Jezus kunnen het toch niet laten. Stuur de mensen weg, Jezus. Je bent wel vol ontferming over hen bewogen maar stuur ze weg. Stuur ze weg! Kan God een tafel dekken in de woestijn? Wie heeft brood genoeg voor zo’n grote hongerige menigte?
Jij en ik weten het antwoord al. Dat moeten wij niet aan God overlaten. Dat moeten wij zelf ter hand nemen. En dat is ook precies wat Jezus tegen zijn leerlingen zegt: Geven jullie hen te eten.
Van de psalmdichter mag je die vraag niet stellen maar de leerlingen deden het toch. We hebben alleen maar ons eigen proviand. Wie heeft brood genoeg voor zo’n grote hongerige menigte. Wie?
En wij doen vandaag niet anders. Want ons hart is bang in de pandemie. En we zijn bezorgd om de gevaarlijke conflicten in de wereld. Wie heeft brood genoeg voor alle hongerlijders. Wie heeft medicijn genoeg voor alle zieken. Wie heeft huizen genoeg voor alle daklozen? Wie. Ik niet. Ik heb net genoeg voor mezelf. En mijn kind kan nog geen flatje krijgen. En ik ben bang dat ik tekort ga komen. Wij allemaal lopen op dun ijs. Wij allemaal zien onze toekomst wankelen. Onze banen staan op de tocht. Ons pensioen wordt bedreigd. Onze rijkdom verdampt op de beurs. Kan God een tafel dekken in de woestijn? En we weten het antwoord al. Nee, dat kan Hij niet en ik ook niet.

Wordt Jezus, net als in de psalm, boos op onze onmacht? Wordt Hij boos omdat die onmacht nogal eens onwil blijkt te zijn of chagrijnige koppigheid zoals ooit al in de psalm gezongen werd. Fulmineert Hij over ons kleingeloof? Pepert Hij ons in dat wij niet aan God moeten overlaten wat onze verantwoordelijkheid is? Hij had dat kunnen doen en wij weten het. Hij had dat kunnen doen want zijn hart breekt om alle tranen die op aarde worden vergoten. Zijn hart breekt om wat gewelddadige Herodessen de mensen aandoen. Zijn hart breekt omdat er wordt gedanst in de paleizen van de rijken en gefeest in de toeristenoorden terwijl duizenden sterven.
Maar Hij wordt niet boos om onze onmacht. Juist omdat zijn hart breekt om alle tranen die er vandaag worden vergoten, niet alleen in arme maar net zo goed in rijke landen, wordt Hij niet boos maar komt Hij ons allemaal te hulp en leert Hij ons. Hij leert ons wat mogelijk is bij God.
 
Wat hebben jullie, vraagt Hij zijn leerlingen. Vijf broden en twee vissen, zeggen zij. En jullie nu in de kerk kennen de afloop van dit evangelie. Dat hebben de meeste van ons van kindsbeen af geleerd. Dat heette al vanaf de statenbijbel: De wonderbare broodvermenigvuldiging. Het lijkt op het eerste gehoor een plat wonder. Zo'n wonder waar wij de schouders over ophalen. Dat kan helemaal niet. Kan God een tafel dekken in de woestijn?
Maar dit Evangelieverhaal zit vol symboliek. De mensenmassa zonder herder, over wie Jezus met ontferming is bewogen, wordt tot de kudde in het groene gras. Zij mogen neerliggen in grazige weiden. Zij mogen rusten aan koele wateren. De onder Herodes afgepeigerde schare die is uitgelopen om Jezus te volgen naar een eenzame plek, wordt tot het volk Gods in de woestijn. En in de woestijn licht het aangezicht van de Eeuwige. Daar verklaart God zelf hen zijn liefde. Daar klinken de Woorden die troosten en helen.
En overal weer zullen er oases zijn in de woestijn waar het aangezicht van de Eeuwige oplicht, overal weer worden er plaatsen gevestigd onder Gods zegen waar getroost wordt en bemoedigd, waar de goede woorden klinken die de mensen helen.
Zendt de mensen weg, zeggen de discipelen. Het is al laat. Ze moeten voor zichzelf gaan zorgen. Het is allang sluitingstijd. Morgen is er weer een spreekuur.
Maar in de woestijn was niet alleen Gods lichtende aanwezigheid in wolk en vuur. In de woestijn was ook het manna dat het lichaam voedt, de ruggen recht en de knieën versterkt.
Daarom zegt Jezus: Ze behoeven niet weg te gaan, geeft Gij hun te eten.
Nee, dit bevel wordt niet gesproken tegen tovenaarsleerlingen die onderwezen moeten worden hoe zij brood vermeerderen kunnen.
De geloofsleerlingen wordt onderwezen hoe zij delen moeten.
Jezus nam de vijf broden en de twee vissen, sprak de zegen uit, brak de broden en gaf ze aan zijn discipelen. Iedere goede verstaander hoort hoe deze woorden rakelings gaan langs de inzettingswoorden van het Avondmaal. En in de kring van de avondmaalsgemeenschap wordt niet gehamsterd. Er wordt niet gegraaid en geschrokt, niet vermeerderd en vermenigvuldigd. Er wordt gedeeld.
En zij gaven ze aan de mensen. Gods goede gaven worden gedeeld. Allereerst delen de twaalf stammen Israëls in die gaven. Maar dan is er nog genoeg over voor de volkeren.

Het verhaal van de spijziging van de vijfduizend is in het Evangelie een hoogtepunt, een bemoedigend teken van Gods koningschap. De hele wereld verlangt naar dat koningschap waarin mensen opademen en leven. En met de komst van Christus is het voorhanden
Wat jammer nou, als wij in dit verhaal alleen maar een wonderbare broodvermenigvuldiging lezen.
Dan doen we dit verhaal tekort.
Wat jammer ook als wij bij te vlug denken dat God geen tafel kan dekken in de woestijn. En dat het allemaal op ons neer komt. Dan doen wij ons zelf tekort.
Kan God een tafel dekken in de woestijn? Ja, dat kan Hij. Kan hij een bed spreiden in een wereldwijde pandemie? Ja, dat kan Hij. Kan hij onderdak bieden aan weeskinderen in Griekse vluchtelingenkampen? Kan hij Europese volken die allereerst en allermeest aan hun eigenbelang denken, verenigen om een tafel van eendracht en samenwerking. Kan hij dat? Ja dat kan Hij. Sterker nog. Hij doet het.
Want in het Evangelie dekt de Heer een tafel in de woestijn. Omdat zijn hart breekt bij alle tranen die er in een wereldwijde pandemie vergoten worden en bij alle zuchten die er onder de mensen worden geslaakt, dekt onze Heer een tafel in de woestijn. En Hij geeft aan die tafel om te beginnen zichzelf. Hij geeft zichzelf aan de kleingelovigen die wij zijn. Hij geeft zichzelf om onze kleingelovigheid te genezen en onze zondige nalatigheid te vergeven. Hij geeft zichzelf aan ons en leert ons dat wij veel meer hebben en veel meer kunnen dan we altijd dachten.
We mogen zitten aan die tafel van de Heer en door Hem gevoed kunnen we delen met elkaar.
We kunnen de tranen delen en de vreugde. We kunnen de angst delen en de hoop.
We kunnen het brood voor het lichaam delen en moeten dat ook doen met hen die honger hebben en we kunnen met elkaar het brood delen voor ons hart.
Amen