|
6 oktober 2019 De meeste mensen deugen wel/niet Lucas 17, 1-10 kerkcentrum Holy Vlaardingen “Wanneer
jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg dan: “Wij zijn
maar knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan. Dat hoorden
jullie zonet, als laatste woorden van het Evangelie. En ik ook. We
moeten samen zeggen: We zijn maar knechten, we hebben enkel onze plicht
gedaan. In de mij nog vertrouwde Bijbelvertaling staat het nog wat
schurender: Wij zijn onnutte slaven; we hebben slechts gedaan, wat wij
moesten doen. De hele gelijkenis is trouwens een die niet favoriet
is en niet goed in ons gehoor ligt. Als jij een slaaf hebt, dan bedank
je die toch niet als hij moe van het werk op het land thuiskomt.
Integendeel. Die laat je er nog een schep bovenop doen. Hij is een
slaaf. En slaven moeten sloven. Het zijn maar slaven. En dat zijn
jullie ook. Jullie zijn onnutte slaven. Onbruikbaar, betekent het
Griekse woord dat hier gebruikt wordt, letterlijk.Nergens goed voor. Onze
voorouders, vooral die van gereformeerde huize hebben zich dat goed
laten inpeperen. Onbekwaam tot enig goed, zegt de Heidelbergse
Catechismus.. Nergens goed voor en dat wordt nooit wat. Dat moet het
enkel van heel veel genade hebben. Onnut? Nergens goed voor? Er
staat op dit moment nummer één in de boekenbestsellerslijst een titel
die heel wat anders zegt: De meeste mensen deugen. Dat klinkt toch heel
wat positiever. Zullen we de gelijkenis maar terzijde leggen en Rutger
Bregman gaan lezen? Of allebei? Misschien is dat wel een goed idee.
Hoewel
de gelijkenis schuurt en weerstand oproept wil ik er toch dieper op in
gaan omdat hij volgens mij veel positiever is dan op het eerste gezicht
lijkt. De eerste opmerking die ik wil maken is dat je de
slavenhouder in de gelijkenis niet moet vergelijken met onze Heer.
Slavenhouders genoeg die hun slaven uitbuiten, bazen genoeg die hun
ondergeschikten koeioneren. Maar dat is niet wat onze Heer ons ten
voorbeeld stelt. In een kleine spiegelgelijkenis even eerder in
ditzelfde evangelie zegt onze Heer dat Hij, wanneer Hij zijn slaven
wakend zal aantreffen bij zijn komst, zich zal omgorden en hen aan
tafel zal nodigen en zal komen om hen te bedienen. De slavenhouder
in deze korte gelijkenis lijkt niet op onze Heer. Misschien lijkt hij
wel op de moderne consument die voor een dubbeltje op de eerste rang
wil zitten en slavinnetjes voor de spijkerbroek en slaafjes voor het
edelmetaal in zijn telefoon laat werken. Misschien lijkt hij wel wat op
ons allemaal die zo gewend zijn de mens te zien als heer en meester van
de schepping en het middelpunt van de wereld. Wie van jullie zal zijn
knecht aan tafel nodigen? Wie? Onze Heer doet het in ieder geval wel.
Het voorbeeld dat Hij geeft is dat van de voetwassing, niet dat van de
slavenhouder. De slavenhouder is niet het punt van de vergelijking. Het
gaat niet om hem. Het gaat om de onnutte slaaf.
Dat
brengt mij op mijn tweede opmerking. Wat betekent nu toch in de
gelijkenis: We zijn maar knechten of zoals er letterlijk staat: We zijn
onnutte slaven. Het woord dat hier in het Grieks wordt gebruikt
wordt een paar maal vaker in de Griekse vertaling van het Oude
Testament gebruikt. En dan duidt het op de nederigheid en kwetsbaarheid
van een mensenkind. Het bekendste voorbeeld is dat van koning David die
danst voor de Ark van zijn Heer. Michal, de dochter van Saul, vaart
tegen hem uit. Schaam jij je niet, zegt ze tegen de koning. Nee, zegt
David. Voor God wil ik als een nederige, een onnutte slaaf zijn en
samen met mijn slavinnen dansen voor mijn Heer want van Hem heb ik mijn
koningschap ontvangen. David beseft dat hij niet de eigenaar van het
land is die als een slavenhouder met mensen, dieren en dingen kan doen
wat hij wil maar dat God hem gezalfd heeft om te zorgen en te dienen.
En hij beseft hoe zwak en kwetsbaar hij als koning is. Het woord onnut
heeft op het eerste gezicht die betekenis niet. Daarom heeft onze
Nieuwe Bijbelvertaling het ook anders vertaald. We zijn maar knechten.
Het misverstand dat wij nergens goed voor zijn is dan vermeden. De
gelijkenis wil helemaal niet zeggen dat wij nergens goed voor zijn. We
kunnen leren van koning David. We zijn kwetsbare mensen. Wie we zijn
hebben we ontvangen van onze Heer. Hij geeft ons de kracht om te doen
wat moet. En bovenal: Hij heeft ons lief niet alleen als we deugen maar
ook als we falen.
Deugen de meeste mensen of zijn wij mensen
nergens goed voor. Zijn wij van nature goed of slecht. Ik denk dat het
antwoord op die vraag niet zwart-wit is. Ik denk dat het goede en het
kwade in ons leeft. In het verkeer tussen mensen gebeuren prachtige en
verschrikkelijke dingen. In onze omgang met de natuur wordt er
onvoorstelbaar geplunderd en vervuild en er zijn goede, hoopvolle
dingen. Onbekwaam tot enig goed zeggen onze voorouders in de
catechismus. Maar daar bedoelen ze niet mee dat wij in het verkeer
tussen mensen niets goeds kunnen doen. Ze doelen op de relatie tussen
God en mensen. Dat Hij ons liefheeft hebben we echt niet aan onze grote
verdiensten te danken.
We zijn onnutte slaven. Dat woord komt
heel erg bij mij binnen als ik denk aan de geweldige uitdagingen waar
wij in onze wereld voor staan. En dan denk ik aan de klimaatcrisis in
het bijzonder. Als nu ergens geldt dat het haast of misschien wel
helemaal onmogelijk is om het goed te doen, dan wel in deze crisis.
Zuinig douchen, weinig rijden, minder vliegen, minder bouwen, minder
koeien. Het is niet genoeg. De aller zuinigste mens hier in het westen
heeft nog een te grote ecologische voetafdruk. We hebben een
gigantische schuld opgebouwd tegenover de schepping en, mogen we als
christen belijden, tegenover onze Schepper. We zijn onnutte slaven. Wie
schiet hier niet tekort? Het geheim van deze gelijkenis is dat dit
allemaal waar is en tegelijk dat onze Heer ons liefheeft en ons in onze
wanhoop en moedeloosheid optilt en opnieuw op weg helpt. Je bent
mijn eigendom. Ik neem je in mijn dienst. Je kunt je niet op de borst
slaan dat jij de redder van de wereld bent. Je kunt niet eens je eigen
leven redden. Maar ik heb je lief en zet je op je voeten en zeg je te
doen wat moet. Ook al is het nog zo weinig in je eigen ogen, ook al
stelt het ogenschijnlijk niks voor, het is belangrijk dat je doet wat
je moet en kan.
Ik schaam mij niet, zegt David tegen de
hooghartige koningin Michal. Het is bijzonder dat dit terugkomt in de
brieflezing van vandaag. Schaam je niet voor je Heer die nederig en
zachtmoedig zijn weg is gegaan en die wij op die weg mogen volgen.
Schaam je niet voor de kwetsbaarheid en armzaligheid want precies dat
heeft onze Heer met jou gedeeld en gedragen. Je zelf zien als “maar een
knecht” als een “onnutte slaaf” wil zeggen: Geef mij de kracht om te
doen wat goed is, ook al is het maar weinig. Dan nog. En dat is ook
het beste wat je kunt zeggen tegen alle klimaatsceptici die beweren dat
het maar 0.00001 procent uitmaakt wat jij doet en wat wij doen. Daar
gaat het niet om. We zijn knechten van onze Heer. Dat telt. Dat is het
tegengif van het evangelie tegen wanhoop en cynisme. Ook vandaag neemt
de Heer van de schepping ons in dienst en vraagt Hij ons te doen wat
Hij geboden heeft. En dat geldt voor ons allemaal. Het geldt voor
boeren, burgers en politici. Wijs niet naar de ander. Voel je samen
verantwoordelijk.
Wanneer de leerlingen worden geconfronteerd
met grote uitdagingen bidden ze om geloof. We hebben het gelezen. Heer,
geef ons meer geloof. En onze Heer antwoordt (ik parafraseer) als je
het geloof had van een mosterdzaadje zou je bergen kunnen verzetten. Er
wordt wel gedacht dat onze Heer de leerlingen hier een verwijt maakt.
Wat nou bidden om meer geloof. Een mosterdzaadje geloof is al genoeg.
Maar ik lees het anders: Niet als een verwijt maar als een bemoediging.
Terecht bidt je om geloof. Want geloof is niet zo klein als een
kiezelsteentje. Het is als een mosterdzaad dat groeit en vrucht draagt
tot in Gods Koninkrijk. Onze voorouders zeiden dat onze Heer na.
Aangeraakt door Gods Geest ben je niet onbekwaam tot enig goed maar draag je vrucht tot in Gods koninkrijk. En vandaag moeten we ons
vooral dat laten zeggen. Onze Heer nodigt ons uit alle geboden te
volbrengen. Het is heel veel. En je stelt maar zo weinig voor. Doe wat
jij op jouw plek kan doen met geloof in de Heer van de Schepping, met
hoop op de toekomst van onze wereld en met liefde voor God, voor de
mensen en onze aarde. Het zal vrucht dragen.
|