|
14 juli 2019 Wie is mijn naaste? Lucas 110, 25 - 37 Dorpskerk Bloemendaal Van
alle gelijkenissen die Jezus heeft verteld heeft die van de barmhartige
Samaritaan misschien wel de meeste invloed gehad. Het verhaal is heel
bekend en geliefd omdat het direct op het eerste gehoor zo duidelijk
zegt waar het op aankomt. De hoorder moet evenals de Samaritaan
barmhartigheid bewijzen aan wie in nood is. Doe evenzo, betekent doe
als de Samaritaan. Door de eeuwen heen is het verhaal van Jezus zo
begrepen. Telkens weer lieten mensen zich inspireren door de Samaritaan
die zich tenminste bekommert, hij wel. Hij verbindt belangeloos de
wonden van de beroofde reiziger. Daar ligt een mens in nood. Die mag je
niet laten liggen. Wekenlang dobbert de Seawatch op de
Middellandse zee voor Europese havens met vluchtelingen aan boord die
in ellendige omstandigheden zijn opgevist. En iedereen gaat aan de
overkant voorbij terwijl de kapitein doet wat moet. Er zijn mensen in
nood. Een mens viel in de handen van rovers, die hem niet alleen
uitschudden, maar ook slagen gaven, en weggingen terwijl zij hem
halfdood lieten liggen. Dat gebeurt vandaag ook. Mensen worden
gewelddadig beroofd Ouderen gaan na zessen niet meer naar buiten.
Winkeliers worden doodgestoken omdat ze niet vlug genoeg helpen. Wie
wat zegt kan een klap voor zijn kop krijgen. Wij allemaal schudden
ons hoofd en houden ons hart vast. Vorige week schreeuwende ruzie op
straat maar ik bemoeide mij er niet mee. Het verhaal van de
Samaritaan is vandaag nog net zo belangrijk en nodig als tweeduizend
jaar geleden. Je kunt honderdduizend smoezen bedenken. Je kunt terecht
zeggen dat je de hele wereld niet op je nek kunt nemen. Je kunt je
verschansen in je eigen kring en met je eigen mensen, in je eigen ego.
Dat kan allemaal en het gebeurt. Maar wat nu, wat nu als er een mens op
straat ligt die bloedt uit vele wonden. Wat nu als die ene vluchteling
klopt aan jouw poort, dat ene mensenkind in nood op jou een beroep
doet. Ga heen, doe gij evenzo. Met een aan duidelijkheid niets te
wensen overlatend woord worden wij tot ontfermers bevorderd. Loop niet
voorbij. Bekommer je om wie in nood is. Dat moet je doen.
Dat
weet jij. Dat weet ik. Dat weet die wetgeleerde die met Jezus in
gesprek is. Hij kent de geboden. Wij ook. En tegelijk worden we
geplaagd door duivelse dilemma’s. Wat moet ik doen in de
vluchtelingencrisis? Welke keuzes maak ik als burger en als consument.
Waar doe ik goed aan? Wat heeft geen zin? Wat werkt wel en niet. Wat
moet ik doen nu mijn werk mij opslokt of mijn bestaan wankelt, mijn
gezin in crisis is. Meester, kunnen we daar niet over praten? En
precies dat is wat de wetgeleerde ook vraagt. Wie is mijn naaste?
vraagt de wetgeleerde. Kunnen we daar over praten? Ik moet van alles.
Kunnen we daar over praten. Het bijbelse woord naaste betekent
degene die jou het naast staat, degene die met jou verbonden is in de
geloofsgemeenschap met God. De naaste is degene die als een waarachtig
mens Gods liefde laat zien. Wie is mijn naaste? Wij denken dat
het de gemakzuchtige vraag van een afwerende bijbellezer is. En dat is
bij ons ook vaak zo. Maar het kan ook de bange vraag zijn van iemand
die in doodsnood is. Dat is de diepe laag in het verhaal. Meester,
meester, hoe wordt ik verlost van het doodse bestaan. Wie helpt mij.
Wie, wie is mijn naaste? We kunnen ons ook te vlug met de Samaritaan
vereenzelvigen. Maar de vraag “wie is mijn naaste?” is allereerst de
vraag van die man langs de kant, halfdood en in diepe nood. Wie is mijn
naaste? Wie helpt mij. En voordat wij in goedbedoelde ijver ons al over
de ander heen buigen, neerbuigen vaak ook, moeten we eerst iets anders
doen, namelijk ons vereenzelvigen met die mens in nood. Jij ligt aan de
kant van de weg en jij. Jij bent in doodsnood. Jij weet je geen raad
meer. Wie is je naaste? Meester, wat moet ik doen om het eeuwige
leven te beërven? Wat moet ik doen om niet dood te gaan in leegte en
gemis. Wat moet ik doen om het verlangen naar wat echt is en puur te
verwezenlijken? Wie is mijn naaste? Wie helpt mij echt te leven?
Dat is een hele goede vraag omdat hij veel dieper reikt dan de vraag
naar wat er allemaal moet. Het is de vraag naar de diepe kern die jouw
leven draagt en drijft. Het is niet een vraag naar wat moet maar naar
wat liefde betekent.
De Eeuwige zelf is jouw naaste en de mens
in wie Gods liefde tot jou komt, die is jouw naaste. De naaste is niet
de man op de weg. Jij bent de man op de weg en de naaste, dat is de
Samaritaan, die ander van wie je het helemaal niet verwachtte, die
Ander die zich over jou heen buigt en jouw wonden verbindt. In de
omgang met God leer je jezelf kennen. God bedient zich van
mensen. Mijn vader, moeder, broeder, zuster die mij op weg helpen en
houden, ze zijn mij zo naast en ze zijn mij zo lief. En het gaan op die
weg, dat is het eeuwige leven. De weg van alle geboden is eeuwig leven.
Kies het leven, zegt Deuteronomium vanmorgen. Kies het leven. Is er een
andere keus? Is er een betere keus? God buigt zich over jou heen, de
Eeuwige kiest voor jou en jou. En jouw naasten houden jou op de weg.
Wie is mijn naaste, wie is mijn moeder, zuster, broeder? Dat zijn zij
die de wil van de Eeuwige doen.
Naast de man in nood en de
Samaritaan zijn er ook de rovers. De rovers pakken jou het leven af. De
rovers kom je tegen als je afdaalt van Jeruzalem naar Jericho.
Wiebelend op weg, dwalend in het donker. De rovers grijpen je en pakken
alles af wat voor jou van waarde is. De rovers, het kunnen ook vandaag
zeer letterlijke rovers zijn. In Afrika gaan de benden moordend en
verkrachtend rond. In het MiddenOosten heerst de gruwelijke terreur van
godsdienstfanaten. Wie is een naaste? In onze binnensteden scheurt de
drugsmaffia met scooters over straat. Wie is een naaste? De rovers
kunnen ook geestelijke rovers zijn die jou sarren en kwellen, die jou
aanvechten en in verwarring brengen. Dat aast op de sociale media op
jouw koopkracht. Dat verleidt met gladde praatjes tot wegkijken van de
grote problemen die ons allemaal aangaan. Dat grijnst overdag. Dat
spookt in de nacht. De rovers verleiden met macht en kracht, glans
en genot en beroven je van je gezondheid en je geluk. De rovers zijn
er. Wie is jouw barmhartige Samaritaan. Wie geeft jou waarachtig liefde. De barmhartige Samaritaan is het beeld van Christus. Hij is jouw naaste. Wie nog meer? Is
de priester mijn naaste? Hij zou dat toch moeten zijn? Is de Leviet
mijn naaste? Hij zou dat toch moeten zijn? Zij staan toch in de
geloofsgemeenschap van God en mensen? Dat zit ook in het verhaal.
Dat is de kritische en uitdagende kant. Naast de vraag wie is mijn
naaste? klinkt voor ons die vandaag in de kerk zitten ook de vraag "Ben
ik een naaste". Ben ik een naaste voor de slachtoffers van de rovers.
Ben ik een naaste voor een mensenkind dat verdriet heeft, pijn lijdt,
diep in nood verkeert?
Die vraag moet niet allereerst
gesteld worden. Want ach, we lopen ons zomaar voorbij of wanen ons
geboren weldoeners. Dat zijn we niet. je bent een brekebeen die zelf
een naaste nodig heeft. De diepe zin van onze gelovige traditie is
dat het ons leert wie wij mensen zijn. Je bent een mens die wordt
geliefd en begenadigd. Je bent gewond en wordt geheeld. En juist
vanuit het besef dat jij een naaste hebt die jouw wonden heelt, juist
vanuit het weten van eigen nood en dood, kun je ook een naaste zijn,
mensenkind door God geroepen en begenadigd om echt te leven. De
Eeuwige trekt ons uit het gesloten, doodse bestaan. Onze naasten helpen
ons, dat gesloten doodse leven open te breken. En jij leeft samen met
hen Niet omdat het moet maar omdat je het uit liefde voor je naaste
wilt. Amen
|